slaapt tie of is tie dood ?
Staan we boven Santa Cruz de la Palma te kijken naar de start van een zeilwedstrijd, stopt er een grote bus van de guardia civil naast ons. “Oh, Oh”, kreunt Patricia. René wordt steeds agressiever van die bewezen zinloze verplichtte mondkapjes. Nu gaat het gebeuren, denkt ze, die ontploft straks. Niets aan de hand. De guardia civil komt ook zonder mondkapjes naast ons staan om eveneens foto’s te maken van de zeilwedstrijd op de oceaan onder ons. Volgende stop was bij uitkijkpunt Mirador Jardin de las Hésperides boven Barranco de la Galga. Het beeldhouwwerk daar is een eerbetoon aan de oude klassieke mythe en de link met La Palma. Venus of tewel de godin Juno vertegenwoordigt moeder natuur en vruchtbaarheid. De ram, het zonnesymbool, komt van de mythe over de gouden rammen van de argonauten. Het groene vruchtbare La Palma werd door de Carthagers en de Romeinen die het kenden Junonia genoemd ter ere van deze godin.
Ons plan voor vandaag was om op te zoek te gaan naar bloeiende Echium pininana, reuzenslangenkruid. Dit is een plant die alleen op la Palma voorkomt en dan nog slechts in de laulierbossen in de noordoosthoek op een hoogte van rond de 600 meter. In al zijn omzwervingen over la Palma is René slechts twee maal deze plant tegengekomen. Éénmaal een enkel bloeiend exemplaar tijdens een wandeling van La Laguna de Barlovento naar Los Sauces. Een tweede maal bij Topo del Cuarto boven Cubo de la Galga een twintigtal enorme planten. Maar helaas net voordat ze zouden gaan bloeien. Dat was op een vijf mei. Nu een aantal weken verder in het jaar zouden ze wel eens in bloei kunnen staan, hoopten we.
Probleem is dat het een gokje is. De planten sterven namelijk af na de bloei. Zouden er nog wel nieuwe planten staan na al die droge jaren die we gehad hebben? Bovendien verdwijnt steeds meer habitat waar deze zeldzame plant voorkomt. Het gokje bestaat uit het feit dat het een wandeling van heen en weer éénentwintig kilometer vergt om er achter te komen. Hebben we niet gedaan. We zijn met de tuut van Patricia zo ver mogelijk over het karrespoor omhoog gereden. We hadden geluk. Iemand was hoger op het pad met een bosmaaier aan de gang geweest, zodat het pad niet helemaal dichtgegroeid was. Onder, over en langs de lak van haar trots hoorde arme Patrica de takken, lianen, struiken en bladeren piepend en krassend langskomen. Op een open plekje waar we konden keren, de auto achtergelaten en te voet verder. Dat was nog maar een wandelingetje van twee en half uur. Dan kun je wel een gokje wagen.
We waren nog maar zo’n honderd meter van de auto vandaan toen we al een bloeiend reuzenslangenkruid tegenkwamen. Deze was slechts een goede twee meter hoog. Ze kunnen wel bijna vijf meter hoog worden. Maar het gaf de burger wel moed. Komen we uiteindelijk bij de plek waar René jaren geleden die groep enorme bloemstengels had ontdekt….niets, geen ééntje. Verkeerd gegokt. Helaas. Toch een leuke expeditie geweest. Regelmatig kwamen we fruitbomen, aardappelen en groentes tegen langs het pad. Het leek er haast wel op dat iemand zonder dat het zijn eigen grond is, op diverse plekken langs het pad, gewassen had gepoot en fruitbomen had aangepland. Irrigeren is hier niet nodig want het is vochtig zat. Bovendien komt hier vrijwel geen mens. Waarschijnlijk de man van de bosmaaier. Iets anders dat ons opviel waren de herfstkleuren in de lente. Één type laurierboom, van de vijf soorten die er op la Palma zijn, heeft nu rode bladeren die hij nu in het voorjaar verliest en vervangt door nieuwe frisse groenen. Net als de avocadobomen in onze tuin.
Redelijk uitgehongerd neergestreken bij restaurant La Tiuna in Las Cancajos, vanwege de doorlopende openingstijden. Ook tijdens siëstatijd. We moesten wel weer lachen over het typische La Palma. Bij lokale restaurants komen ze soms al met het hoofdgerecht aanzetten terwijl je nog bezig bent met het voorgerecht. Nu dus ook. Hebben we het restant van de garnalen maar in laten pakken om mee te nemen. Patricia zei lachend dat we de hoofdgrechten tenminste wel tegelijk kregen. Want dat is ook niet altijd het geval. Maar ja de bediening is uiterst vriendelijk en als je dan weet dat je slecht zeven euro betaalt voor een groot bord heerlijke garnaaltjes. Op vrijwel iedere tafel stond wel een bord van die roze-wit gesteepte beestjes die van een diepte van tweehonderd meter komen. Het is een seizoensgebonden lokale lekkernij, vandaar. Als we het toch over prettige prijsjes hebben. Wat te denken van een groot stuk filet blauwvintonijn voor negen euro. De beroepsvissers noemen deze elders peperdure tonijn ‘Patudo’. In restaurants hebben ze het over ‘Atun Rojo’ vanwege de dieprode kleur van het vlees.
Eigenlijk waren we van plan om geen fooi te geven vanwege het te vroeg serveren van de hoofdgerechten. Toch maar naar boven afgerond mede doordat we wel lekker gegeten hadden en bovendien op het laatst nog verschrikkelijk gelachen. Tussen ons tafeltje en het strand stond een auto geparkeerd op een invaliden parkeerplaats. De man achter het stuur hing in een hele vreemde houding met zijn hoofd tegen de ruit. Wij maakten al geintjes dat hij misschien wel een vers attackje had gehad en dood was. Patricia had hem in zien stappen en hij liep inderdaad erg moeilijk. We zagen hem langzaam steeds verder wegzakken maar ook soms weer ietsje omhoog veren. Dat doet een lijk niet. Vlak voor het afrekenen wees René de serveerster op dit tafereel en vroeg of die man sliep of dood was. “Zal toch wel slapen”, reageerde de jongedame. “Ok, maar als hij over een paar dagen nog zo zit en je ziet veel vliegen rond de auto, is tie dood”, antwoordde René. Dat bracht haar aan het twijfelen en ze riep haar baas er bij. Die ging braaf bij de man in zijn auto kijken. Hij zat op zijn telefoon, wat Patricia al geopperd had. Grote hilariteit. Ook voor de mensen aan de tafel naast ons die het hele voorval gevolgd hadden.